Op dinsdag 4 mei organiseerden Connekt en CROW het laatste webinar in een reeks over micromobiliteit.

De balans is opgemaakt en tijdens dit afsluitende webinar gingen we met twee gastsprekers nog eens in op de belangrijkste thema’s, aan de hand van zeven stellingen.

De gastsprekers tijdens dit webinar waren Welmoed Neijmeijer (Head of Public Policy Rentals bij micromobiliteitsaanbieder Bolt) en Senta Modder (Hoofd Kennis en Kaders bij Gemeente Amsterdam).

Terugblik webinarreeks

Eric de Kievit (CROW) presenteerde een korte terugblik van de reeks webinars die Connekt en CROW gezamenlijk hebben georganiseerd over het thema micromobiliteit.

Een jaar geleden hebben we gezamenlijk een position paper gelanceerd als start van de dialoog. In november 2020 hebben we een eerste gezamenlijke webinar georganiseerd. Tijdens dit webinar was er een presentatie van het ministerie over het LEV-kader en presenteerde de ANWB haar visie. Daarna gingen we uiteen in deelsessies rond de thema’s openbare ruimte, verkeersveiligheid, data, inclusiviteit en duurzaamheid. Na afloop van dit webinar bleek er behoefte aan verdieping. Daarom hebben we dit jaar drie aanvullende webinars georganiseerd, rondom drie belangrijke thema’s.

Datadelen

  • Data-delen is essentieel voor alle partijen
  • Balans nodig in nice-to-have / need-to-have
  • Trusted third party kan helpen

Bekijk hier de terugblik van het webinar over data.

Verkeersveiligheid

  • Belangrijke keuzes nodig over ‘plek op de weg’
  • Wat doen we met cargobikes/bakfietsen? Wat doen we met het gebruik van het fietspad?

Bekijk hier de terugblik van het webinar over verkeersveiligheid.

Openbare ruimte

  • Trend van bezig naar gebruik (deelmobiliteit)

Bekijk hier de terugblik van het webinar over openbare ruimte.

Maximum snelheid

Tijdens het afsluitende webinar kwam als eerste de maximum snelheid aan bod. De eerste stelling was: “Binnen de bebouwde kom is 30 km/uur de norm. Cargobikes en bakfietsen kunnen gebruik maken van de rijbaan en zo ruimte vrijmaken op (drukke) fietspaden.”

De meerderheid van de deelnemers aan het webinar was het met deze stelling eens, maar wel met een aantal nuanceverschillen. Zo was het aantal deelnemers dat vindt dat dit alleen in steden met drukke fietspaden ingevoerd moet worden net zo groot als het aantal deelnemers dat vindt dat er een apart kader voor moet worden opgesteld, omdat het ook aan snelheid en massa ligt. Ook waren er deelnemers aan het webinar die vinden dat het overal in de bebouwde kom ingevoerd moet worden, dus overal dezelfde regels.

Ook de twee gastsprekers bleken voorstander van het verlagen van de maximum snelheid binnen de bebouwde kom. Welmoed: “Wij kunnen 30 km/uur binnen de bebouwde kom alleen maar aanmoedigen, omdat we denken dat dit de verkeersveiligheid voor allerlei kwetsbare weggebruikers vergroot. Het is fijn als snelheidsverschillen tussen verschillende vervoersmiddelen niet te groot is. Het is daarbij wel van belang om ook snelheidsbeperkende maatregelen in te voeren. Alleen een bord plaatsen is voor sommige mensen niet genoeg.” Senta sloot zich aan bij de woorden van Welmoed. “In Amsterdam is de snorfiets al succesvol verplaatst naar de rijbaan. We zijn ervan overtuigd dat als 30 km de norm wordt, ook andere vervoersmiddelen, zoals cargobikes naar de rijbaan verplaatst kunnen worden. Ik geloof zelf erg in maatwerk, dus niet overal binnen de bebouwde kom. Maar er moet wel duidelijkheid zijn voor de verkeersdeelnemers.”

Bakfietsen

De tweede stelling ging over de omvang van de vervoersmiddelen. “Niet alles kan. Fietspad is om te fietsen en daarom moeten er grenzen aan de breedte van bakfietsen worden gesteld van 75 cm. op een fietspad.” De meerderheid van de deelnemers was het met deze stelling eens.

In het LEV-kader waar het ministerie mee bezig is, ligt de grens overigens op een maximum van een meter. Dit sluit aan bij de Europese norm.

In het nieuwe LEV-kader wordt ook onderscheid gemaakt tussen een bakfiets voor goederen- en een bakfiets voor personenvervoer. De derde stelling had te maken met de plek op de weg. “Uit verkeersveiligheidsoverwegingen is het beter om cargobikes (goederenvervoer) te verplaatsen naar de weg.” De meeste deelnemers bleken het eens te zijn met deze stelling. De twee gastsprekers daarentegen niet. Senta: “Het verplaatsen naar de weg hangt af van verschillende factoren, zoals de maximum snelheid die er geldt, de breedte van de fietspaden, de intensiteit van de auto’s. Maar ik zou niet per se onderscheid willen maken tussen het vervoer van goederen of personen.” Welmoed: “Een cargobike die goederen vervoert heeft ook een bestuurder. Zou je die aan meer gevaar willen blootstellen dan de bestuurder van een bakfiets waarin ook andere personen vervoert worden? Ik vraag me af of je dat onderscheid moet willen maken.”

De volgende stelling: “Cargobikes zijn niet een onderdeel van de oplossing, maar het probleem. Elektrische bestelbussen passen beter in de openbare ruimte.” De meerderheid van de deelnemers wat het niet eens met deze stelling. Senta: “Cargobikes kunnen juist een heel ruimte-efficiënte oplossing zijn, maar ik weet niet of we het alleen met cargobikes gaan redden. Ook elektrische bestelbussen zijn een goede oplossing. Ik zou ze niet tegen elkaar weg willen strepen.”

Hubs

De volgende stelling ging over het onderwerp hub. “Gemeentes moeten veel meer inzetten op goederenhubs voor ondernemers in stedelijke gebieden.” Alle deelnemers waren het met deze stelling eens. In haar reactie keek Welmoed breder dan goederenhubs, maar naar hubs voor zowel goederen als personen. “Ik vind het een ontzettend interessant initiatief, waar denk ik tot nu toe nog te weinig mee getest is. Ik ben heel benieuwd hoe dit gaat werken in de praktijk. Vooral in steden waar ze met hubs en free-floating-systemen naast elkaar werken. Gaat dat goed of sluiten ze elkaar uit?” Senta liet weten dat ze in Amsterdam al druk bezig zijn met hubs, maar dat je vervolgens ook te maken hebt met het natransport. Daarnaast heb je met elektrische voertuigen ook laadfaciliteiten nodig. Je moet dus goed nadenken over de locatie, waar heb je ruimte. Een ruimtevraagstuk, waarbij je goed vooruit moet gaan denken en er ruimte voor moet reserveren.

Deelmobiliteit

De zesde stelling ging in om de inzet van deelmobiliteit en het beleid dat gemeentes hierover voeren. “Het is belachelijk dat elke stad een ander beleid heeft voor deelmobiliteit, dit zou anders geregeld moeten worden.” De meerderheid van de deelnemers was het met deze stelling eens.

Senta: “Het heeft wel mijn voorkeur om met de G4 zaken samen regelen, omdat we in deze steden vergelijkbare problemen hebben. Maar alle steden zijn anders, ze hebben hun eigen inrichting, openbare ruimte. Ik zie niet in dat je dat gaat harmoniseren over steden heen.” Welmoed: “Ik denk dat je voor bepaalde zaken waarschijnlijk gemeenschappelijk afspraken kunt maken en andere zaken zul je lokaal moeten aanpakken, vanwege lokale verschillen. Je wilt de deelmobiliteit immers laten werken voor de bewoners en bezoeker van die specifieke stad.”

Data

De laatste stelling ging in op het belang van data: “Om de monitoring voor de gemeentes goed in te regelen dient het delen van data in het deelfietsdashboard of een ander platform verplicht te worden.” Het merendeel was het eens met de stelling.
Er zitten wel dilemma’s aan het delen van data. Eén van die dilemma’s is dat er behoefte is aan uniformiteit in de wijze waarop data wordt uitgewisseld. Er is behoefte aan standaarden. Alleen kost het veel tijd om overeenstemming te hebben over de ontwikkeling van die standaarden. Aan de andere kant gaat de ontwikkeling bij de aanbieders van deelmobiliteit zo snel dat we eigenlijk niet kunnen wachten op een data-standaard, maar dat we snel, innovatief en vernieuwend aan de slag moeten.

Welmoed was het er mee eens dat data heel belangrijk is. “Niet alleen voor de monitoring van hoe een dienst functioneert in de stad, maar ook om verbeterpunten te traceren. Bijvoorbeeld om de verkeersveiligheid lokaal te vergroten. Zo kunnen we in data zien als gebruikers op één punt steeds abrupt moeten remmen. Dat kan duiden op een gevaarlijke situatie op die specifieke locatie. Die informatie kan bijvoorbeeld weer naast ongevalsgegevens gelegd worden. Dit is nog wel in een experimenteerfase. Ik denk dat daar nog een hele wereld te ontdekken is.” Senta: “Enerzijds zijn we op zoek naar data waarop je kunt monitoren en je beleid kunt vormgeven. Maar voor gemeenten is ook realtime informatie heel interessant om je stad veilig en leefbaar te houden.”

Na deze laatste stelling van het webinar, kunnen we concluderen dat er nog vele keuzes te maken zijn en dat de problemen en dilemma’s nog niet zijn opgelost. De dialoog is nog niet afgerond na deze webinarreeks. We gaan hier zeker nog verder mee, maar dan in een andere context.

Bekijk hieronder de video van het webinar